Rookop

Rookop is de naam die de volksmond gaf aan het legendarische feestbier dat brouwer Six tot het jaar 1963 brouwde in de Brouwerij-Mouterij St.-Joris te Reningelst, deelgemeente van Poperinge.

Op vraag van vzw De Kinderbrouwerij, die het complex na 40 jaar leegstand restaureerde en het nu uitbaat als een ontmoetingsplaats voor gezinnen met kinderen, ontwikkelden wij een nieuw bruin bier onder dezelfde naam. Zo kunnen we een stuk brouwerijgeschiedenis doen herleven!

Onze Rookop werd voor de eerste maal gebrouwen op 5 mei 2012.

Uitzicht
donker roodbruin bier, vrij helder met lichte sluier; fijn lichtbruin schuim
Neus
fruitige gist- en hoparoma's in de neus, ook wat gebrande toetsen
Smaak
verrassend fris & droog, hoppig met toch vrij romig mondgevoel, zacht gebrande en zelfs wat rokerige tonen, beetje chocolade, lichte fruitigheid in afdronk, perfect voor vele foodpairings
Pairing
stoofpotjes, rood vlees (lam!), wild, zoete (gegrilde) groenten
Gebruikte hopsoorten:
Kleur:
bruin
Alc:
6.5 Vol.%
EBU
20
Niet gefilterd of gepasteuriseerd, met nagisting op de fles.

Koel en rechtopstaand bewaren.
Beschikbaarheid
  • op voorraad
  • momenteel geen voorraad
  • niet beschikbaar in deze verpakking

De geschiedenis van brouwerij Sint-Joris in Reningelst

De mouterij-brouwerij St.-Joris gaat minstens terug tot het midden van de 17de eeuw. Omstreeks 1660 was de Reningelstse baljuw Pierre de Wijcker er brouwer. Na veel overnames, kwam in 1907 de familie Six in de brouwerij. In 1913 verbouwde brouwer Nestor G.F. Six de oude mouterij, die hij van een nieuwe mouttoren voorzag. Het mouterijgebouw, dat haaks op het brouwerijgebouw staat, telt twee bouwlagen en steekt onder een zadeldak. Het soutterain werd ingericht als bewaarkelder voor tonnenbier, het gelijkvloers werd quasi volledig ingenomen door de kiemvloer, de eerste verdieping werd gebruikt als moutzolder, terwijl de dakverdieping als gerstzolder fungeerde.

Reningelst was niet bezet tijdens de Eerste Wereldoorlog waardoor Nestor Six zijn mouterij-brouwerij in produktie kon houden. Dit niet zonder financieel succes want de aanwezigheid van de vele frontsoldaten joeg de vraag naar bier immers fors de hoogte in. Het hoogste aantal herbergen in Reningelst, dat in vogelvlucht maar 7 kilometer van het front lag, situeert zich dan ook in die tijd.

In de eerste oorlogsjaren werden de drukke brouwactiviteiten nauwelijks verstoord maar vanaf maart 1917 dwongen de oprukkende bombardementen brouwer Six geleidelijk alle activiteit in de brouwerij stil te leggen. De mouterij-brouwerijgebouwen trotseerden echter vrij goed de Eerste Wereldoorlog en na de oorlog kon de bierproduktie dan ook quasi onmiddellijk hernomen worden. Voor brouwer Nestor Six alvast een lucratief toeval. De wederopbouw van de Frontstreek trok immers extra werkkrachten aan waardoor het bierverbruik fel toenam. Omstreeks 1932 moderniseerde brouwer Nestor Six, die niet blind was voor de oprukkende industrialisering van het brouwbedrijf, zijn ambachtelijke brouwerij. Zijn oudste zoon Joseph, die aan de Hoogere Technische Brouwerijschool Sint-Lieven in Gent voor ingenieur-brouwer had gestudeerd, zou hem immers opvolgen. Om zich als brouwer te kunnen handhaven, diende hij dan ook te beschikken over een moderne brouwerij.

Na het overlijden van zijn vader in 1933 nam Joseph de brouwerij over en moderniseerde die verder. Zo introduceerde hij open gistkuipen en koeling in de brouwerij wat hem in staat stelde om bieren van halfhoge gisting te brouwen. Ook installeerde hij een bieraftrekkerij om te kunnen tegemoet komen aan de toenemende vraag naar flessenbier. Tot slot werd voor het opwekken van energie, nodig voor het aandrijven van de diverse pompen en de moutpletmolen, een Lister-dieselmotor geïnstalleerd in de machinekamer. Voorheen gebeurde dit met een benzinemotor en daarvoor, tot kort na de Eerste Wereldoorlog, met een paardemanege.

Door deze modernisering kon het authentieke brouwproces in de brouwerij Sint-Joris voortaan sneller én efficiënter verlopen. De brouwerij groeide dan ook uit tot één van de belangrijkste bierproducenten van de streek. In de jaren '30 en '40 werd er twee- tot driemaal per week 70 hl. bier gebrouwen. Vanaf de jaren '50 vergleed dit tot één brouwsel per week.

Ieder brouwsel werd in de regel aangemaakt op basis van eigenbereide mout. Op enkele leveringen door Albert Verdonck uit Reningelst na werd de hop vooral afgenomen van de Poperingse hophandelaars Fache en – na hen – van de Poperingse hophandelaar Henri Verbiese. Voor de Eerste Wereldoorlog had de familie Six echter hun eigen hoppeveld nabij herberg de Driehoek. De nieuwe biergist, die brouwer Six nu en dan van doen had om de gisting op gang te kunnen brengen, haalde hij bij brouwerij Rodenbach in Roeselare.

Van de bieren die Joseph Six brouwde, was vooral zijn donkerbruine Speciaal – omwille van zijn rode porceleinen beugelslot in de volksmond Roodkop genoemd – zeer gegeerd. Het had een densiteit van 5° en was zoetzuur van smaak. Daarnaast brouwde brouwer Six ook een biertje van halfhoge gisting, dat met de steeds populairder lagerpils moest concurreren, en – voor het huishoudelijk verbruik – een donker en bleek tafelbiertje. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de normale produktie noodgedwongen stopgezet. Net zoals zijn collega's brouwde brouwer Six toen enkel een dunbiertje (zéro huit).

Voor zijn afzet kon brouwer Six, behalve op veel particulier verbruik, terugvallen op maar liefst 31 verplichte herbergen. Deze herbergen, waarvan de kinderen Six er 20 in volle eigendom hadden, lagen gespreid over de dorpen Dikkebus, Dranouter, Loker, Reningelst, Vlamertinge en Westouter.

In de mouterij-brouwerij waren doorgaans drie à vier knechten tewerkgesteld. Enkel de Eerste Wereldoorlog en de eerste jaren van de wederopbouw vormden hierop een uitzondering door de enorme productiviteit. St.-Joris bood toen werk aan maar liefst vijf knechten en één boekhouder. Van de knechten fungeerde er steeds één als biervoerder.

Op 2 april 1963 staakte St.-Joris door de al te harde concurrentieslag binnen de brouwerijsector zijn bedrijvigheid. De mouterij-brouwerijgebouwen fungeerden voortaan als bieropslagplaats voor bier van grotere brouwerijen. Aanvankelijk verdeelde brouwer Jozef Six Tiger (pils en export) van de Aalsterse brouwerij De Blieck. Daarna nam hij Anglo-Pils af van de Vlamertingse depothouder Backar en later de Diksmuidse depothouder Filip Lootens.

Op 14 januari 1994 stierf brouwer Joseph Six.